Hoewel het nog (veel) te vroeg is om conclusies te trekken over de wijze waarop lagere rechters in de praktijk omgaan met de Wet Hervorming Kindregelingen en de daarop gebaseerde richtlijn van de Expergroep Alimentatienormen, is de eerste uitspraak waarin krachtig stelling is genomen tegen de gevolgen van de nieuwe richtlijn van de Expertgroep alimentatienormen een feit.

In de zaak waarover de Rechtbank Den Haag oordeelde, ontvangt de vrouw in 2015 een kindgebonden budget van € 340,- per maand. Als de aanbevelingen van het Rapport alimentatienormen 2015 zouden worden gevolgd (kindgebonden budget inclusief alleenstaande-ouderkop in mindering op de kosten van het kind), zou geen behoefte aan kinderalimentatie meer overblijven en zou deze nihil worden gesteld. De Rechtbank Den Haag achtte dit niet redelijk en in strijd met het wettelijk uitgangspunt dat ouders gehouden zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen (voor zover hun draagkracht dit toelaat). De Rechtbank Den Haag oordeelde dat het maatschappelijk gezien niet aanvaardbaar is dat in de behoefte van een kind volledig zou worden voorzien uit gemeenschapsmiddelen, terwijl de onderhoudsplichtige ouder daarvoor wel draagkracht heeft.

De Rechtbank wijkt op dit punt derhalve af van de richtlijn. Dit niet zozeer op juridische als wel op politieke gronden, zodat het de vraag is of er aan deze uitspraak in algemene zin conclusies kunnen worden verbonden. Vermoedelijk kan pas over enkele maanden, als er meerdere uitspraken op basis van de nieuwe regelgeving zijn gedaan, worden bezien of in algemeenheid in de door de werkgroep aangegeven lijn wordt geoordeeld. Wordt vervolgd!