De Tweede Kamer heeft op 19 april met grote meerderheid ingestemd met wetsvoorstel 33.987 van Tweede Kamerleden Swinkels (D66), Recourt (PvdA) en Van Oosten (VVD) teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken. Alleen het CDA, de CU en de SGP stemden tegen. Gelet op de zetelverdeling in de Eerste Kamer zou dit betekenen dat het wetsvoorstel ook daar op een meerderheid kan rekenen.

De inperking van de huwelijksgemeenschap houdt in dat hetgeen een echtgenoot verkrijgt krachtens erfrecht of gift niet meer in de huwelijksgemeenschap valt. Ook de goederen en schulden die een echtgenoot reeds had bij het aangaan van het huwelijk, vallen buiten de huwelijksgemeenschap. In de eerste nota van wijziging (TK 33987, nr 11) is echter bepaald dat goederen die reeds vóór de aanvang van het huwelijk aan de echtgenoten gezamenlijk toebehoorden in de huwelijksgemeenschap vallen. Indien echtgenoten vóór het huwelijk voor ongelijke delen gerechtigd zijn tot een gemeenschappelijk goed, zullen zij door het huwelijk voor gelijke delen gerechtigd worden tot dit goed. Als zij deze vermogensverschuiving willen voorkomen, moeten zij huwelijkse voorwaarden opstellen. Een en ander geldt ook voor schulden. Indien echtelieden voor ongelijke delen draagplichtig zijn, zal die draagplicht door het huwelijk eveneens veranderen tenzij door hen huwelijkse voorwaarden zijn gemaakt. In de tweede nota van wijziging (TK 33987, nr 16) is expliciet bepaald dat schulden ter zake van voorhuwelijkse gemeenschappelijke goederen eveneens in de gemeenschap vallen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een hypotheekschuld voor een gezamenlijke woning.

Nu wordt in artikel 1:130 BW bepaald dat een echtgenoot tegen derden zijn aanbreng van bij huwelijkse voorwaarden buiten de gemeenschap gehouden goederen voor wat betreft rechten aan toonder en zaken die geen registergoederen zijn, slechts kan bewijzen door deze te vermelden in de huwelijkse voorwaarden.

In de tweede nota van wijziging is opgenomen dat deze twee bepalingen vervallen. Volgens de toelichting is er geen reden voor behoud van deze verscherpte bewijsregeling. Immers, in het nieuwe stelsel zullen erfrechtelijke verkrijgingen, giften en voorhuwelijks vermogen ook zonder huwelijkse voorwaarden privé blijven. Er is geen reden onderscheid te maken tussen de situatie waarin met huwelijkse voorwaarden vermogensbestanddelen privé worden gehouden en die waarin dit zonder huwelijkse voorwaarden van rechtswege gebeurt. Als deze bepalingen komen te vervallen geldt de hoofdregel: wie stelt moet bewijzen. Bestaat tussen echtgenoten een geschil aan wie van hen beiden een goed toebehoort en kan geen van beiden zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt dit goed aangemerkt als een gemeenschapsgoed. Dit vermoeden werkt evenwel niet ten nadele van schuldeisers.